'Liefde is een hoe en niet een wat. En zo is God.'
John Caputo in Over religie (2001)
1 Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar
2 De propositie 'God bestaat niet' is noodzakelijk onkenbaar
3 Ergo: 'God bestaat niet' is noodzakelijk onwaar
4 Ergo: het is noodzakelijk dat God bestaat
Dit is in het kort het modaal-epistemisch godsargument van Emanuel Rutten.
God kan niet niet bestaan, dus God bestaat. In hemelsnaam, wat nu?
Ik denk dat ik maar eens contact met hem moet opnemen. Ik vouw mijn handen in elkaar en kijk omhoog. Een minuscuul kunstwerk van rood, míjn rood, met wat zwart op het witte plafond. Het is jammerlijk te noemen dat het beestje geschapen werd zulk een ergerlijk geluid voortbrengend.
Met gesloten ogen zet ik mijn poging tot gebed voort. 'Lieve God..' begin ik twijfelachtig. Even open ik mijn ogen en kijk om mij heen. De lamellen deed ik dicht. Niemand hoeft mij te zien in deze ridicule houding.
Ik spreek en kom tot de conclusie dat alles wat volgt begint met een verwijtend en steeds feller waarom.
Ik geloof dat alles wat ons overkomt in het leven slechts berust op stom toeval, dat wat ons ten deel valt zonder enige bedoeling en van geen enkele betekenis is; achteraf geloof ik soms graag dat precies dat stomme toeval niet toevallig een ander stom toeval had kunnen zijn, maar dat wijt ik aan het romantische in mij. Ik geloof noch dat het lot bestaat, noch dat ik een marionet ben, handelend in dienst van een of andere god. Ik geloof dat ik geheel en al de beschikking heb over mijzelf en dat er oorspronkelijk geen reden is van mijn bestaan, behalve de reden die ik het zelf probeer te geven ofwel automatisch geef.
Waarom richt ik mij nu dan tóch ten hemel? Waarom dat brandende gevoel, dat onophoudelijk geschreeuw, dat verlangen in mij naar een antwoord waarom het is zoals het is? Waarom dit waarom?
Ik snap er niets van. Ik begrijp niet waarom ik hier zit, in deze houding nota bene. Ik lijk wel gek. De mug had zich rot gelachen als hij mij zo had kunnen zien zitten, maar de mug doodde ik tevoren.
Ik wrijf met mijn handen over mijn gezicht, lach wat ongemakkelijk, schud verward mijn hoofd en open de lamellen. Laatste kwartier, omringd door eindeloos onbetekenend zwart.
Voor mij bestaat God niet, welk godsargument mij daar ook van placht te overtuigen. Logisch gezien valt er eigenlijk niets tegen dit modaal-epistemisch godsargument in te brengen, maar toch wringt het. De taal is machtig, maar kan, mijns inziens, geen god mogelijk of onmogelijk maken.
John Caputo in Over religie (2001)
1 Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar
2 De propositie 'God bestaat niet' is noodzakelijk onkenbaar
3 Ergo: 'God bestaat niet' is noodzakelijk onwaar
4 Ergo: het is noodzakelijk dat God bestaat
Dit is in het kort het modaal-epistemisch godsargument van Emanuel Rutten.
God kan niet niet bestaan, dus God bestaat. In hemelsnaam, wat nu?
Ik denk dat ik maar eens contact met hem moet opnemen. Ik vouw mijn handen in elkaar en kijk omhoog. Een minuscuul kunstwerk van rood, míjn rood, met wat zwart op het witte plafond. Het is jammerlijk te noemen dat het beestje geschapen werd zulk een ergerlijk geluid voortbrengend.
Met gesloten ogen zet ik mijn poging tot gebed voort. 'Lieve God..' begin ik twijfelachtig. Even open ik mijn ogen en kijk om mij heen. De lamellen deed ik dicht. Niemand hoeft mij te zien in deze ridicule houding.
Ik spreek en kom tot de conclusie dat alles wat volgt begint met een verwijtend en steeds feller waarom.
Ik geloof dat alles wat ons overkomt in het leven slechts berust op stom toeval, dat wat ons ten deel valt zonder enige bedoeling en van geen enkele betekenis is; achteraf geloof ik soms graag dat precies dat stomme toeval niet toevallig een ander stom toeval had kunnen zijn, maar dat wijt ik aan het romantische in mij. Ik geloof noch dat het lot bestaat, noch dat ik een marionet ben, handelend in dienst van een of andere god. Ik geloof dat ik geheel en al de beschikking heb over mijzelf en dat er oorspronkelijk geen reden is van mijn bestaan, behalve de reden die ik het zelf probeer te geven ofwel automatisch geef.
Waarom richt ik mij nu dan tóch ten hemel? Waarom dat brandende gevoel, dat onophoudelijk geschreeuw, dat verlangen in mij naar een antwoord waarom het is zoals het is? Waarom dit waarom?
Ik snap er niets van. Ik begrijp niet waarom ik hier zit, in deze houding nota bene. Ik lijk wel gek. De mug had zich rot gelachen als hij mij zo had kunnen zien zitten, maar de mug doodde ik tevoren.
Ik wrijf met mijn handen over mijn gezicht, lach wat ongemakkelijk, schud verward mijn hoofd en open de lamellen. Laatste kwartier, omringd door eindeloos onbetekenend zwart.
Voor mij bestaat God niet, welk godsargument mij daar ook van placht te overtuigen. Logisch gezien valt er eigenlijk niets tegen dit modaal-epistemisch godsargument in te brengen, maar toch wringt het. De taal is machtig, maar kan, mijns inziens, geen god mogelijk of onmogelijk maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten